Handicap: de visie van InclusieAmbassade

Wat is een handicap?

Voor de invulling van het begrip handicap baseert de InclusieAmbassade zich op definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) Deze definitie is op 22 mei 2001 goedgekeurd door alle 191 lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie en geldt daarom als de standaard voor definiëren en meten van gezondheid en handicap.

Handicap is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie het resultaat van een complex samenspel van

  • Biologische,
  • Psychologische en
  • Sociale factoren.

Dit biopyschosociaal model van handicap kreeg de naam ICF-model. ICF staat voor: International Classification for Functioning, Disability and Health. Ietwat eenvoudiger: International classificatie voor het menselijk functioneren en de problemen die mensen daarbij kunnen ervaren. Het model ziet er zo uit:

Het biopyschosociaal model van handicap of International classificatie voor het menselijk functioneren en de problemen die mensen daarbij kunnen ervaren. Bovenaan - gezondheidstoestand. Van hieruit vetrekken 3 pijlen, 1. functies en anatomische eigenschappen (stoornissen), 2. activiteiten (beperkingen) en 3. participatie (problemen om deel te nemen aan de samenleving). Deze 3 pijlers zijn ook onderling verbonden. Onderaan staan vervolgens externe en persoonlijke factoren die hier invloed op hebben.

Best ingewikkeld, maar de werkelijkheid is nu eenmaal niet simpel. Er wordt vaak gedacht dat de beperkingen die iemand ervaart bij het uitvoeren van bepaalde activiteiten of bij het deelnemen aan het maatschappelijk leven (participatie) het directe gevolg zijn van een stoornis, ziekte of aandoening. Maar dat is niet zo. Of en in welke mate iemand een handicap ervaart hangt af van een hele reeks zaken.

Het model van de Wereldgezondheidsorganisatie benadert het menselijk functioneren vanuit vier perspectieven:

  1. Het perspectief van de mens als organisme, met eventuele stoornissen en afwijkingen in anatomische eigenschappen of lichaamsfuncties;
  2. Het perspectief van het menselijk handelen, met eventuele beperkingen in het uitvoeren van activiteiten;
  3. Het perspectief van de deelname aan de samenleving, met eventuele problemen in de deelname aan diverse levensdomeinen (zoals werk, gezin, vrije tijd, cultuur, politiek).
  4. Het perspectief van het functioneren, dat door verschillende factoren wordt beïnvloed, zowel persoonlijke als omgevingsfactoren.

Het model vertrekt van de mens als lichamelijk organisme. Wanneer een bepaalde lichamelijke eigenschap niet optimaal is, dan kan dit leiden tot een beperking in bepaalde lichamelijke of mentale functies. Bijvoorbeeld: een beschadiging van de hersenen kan leiden tot verminderde lichamelijke functie (bv. bewegen) maar ook tot een verminderde mentale functie (bv. moeite met concentreren). Een verlies of sterke vermindering van functies ten gevolge van een niet optimaal functioneren van een deel van het lichaam noemt men een stoornis.

Een stoornis kan leiden tot een bepaalde beperking, maar dat is niet noodzakelijk zo. Zo kan een beperking in de communicatie het gevolg zijn van een hersenbeschadiging (stoornis), maar eveneens beïnvloed worden door het feit dat iemand een andere taal spreekt (persoonlijke factor) of doordat de omgeving geen alternatieve communicatievormen aanbiedt (externe factor). Al deze factoren samen bepalen ook het functioneren van iemand en of die persoon volwaardig deel kan nemen aan de samenleving. Een voorbeeld: of iemand die niet kan horen volwaardig kan deelnemen aan een culturele happening hangt niet alleen af van het gehoorverlies maar ook van bijvoorbeeld de aanwezigheid van een doventolk.

Handicap ontstaat daar waar een persoon één of meerdere beperkingen in activiteiten ondervindt en belemmerd wordt om volwaardig te deel te nemen aan de samenleving. Bijvoorbeeld: een kind dat een beperking heeft in het leren kan niet volwaardig deelnemen aan schoolse activiteiten. Of: een volwassene die niet kan praten, ondervindt problemen om deel te nemen aan sportactiviteiten in de buurt.

De begrippen ‘stoornis’ en ‘beperking’ hebben een individueel karakter. Het begrip ‘handicap’ gaat over het individu én de samenleving. Samen met de Wereldgezondheidsorganisatie zien we handicap als het resultaat van de interactie van een persoon met beperkingen en diens omgeving. Handicap is dus niet alleen de zaak van de persoon met beperkingen. De normen en verwachtingen die in een samenleving gelden en de beschikbaarheid van hulpmiddelen en ondersteuning, bepalen mee in welke mate bepaalde beperkingen als een handicap worden ervaren.

Handicap is geen kenmerk van een persoon, maar het resultaat van de interactie persoon-omgeving.