Kijk verder dan de kaft!
In de parabel van talenten (Nieuw testament, Matteüs 25:14-30) gaat het over vertrouwen. Een man gaat naar het buitenland en wil zijn bezittingen in goede handen achterlaten. Hij roept daarom zijn dienaars bij hem. Aan ieder van hen geeft hij een hoeveelheid bezittingen naar hun bekwaamheid. De eerste, die hij het meest vertrouwde, kreeg vijf talenten. De tweede, die hij ook bekwaam vond maar iets minder begaafd, gaf hij twee talenten. De laatste, bij wie hij toch enkele bedenkingen had, gaf hij één talent. Tijdens zijn afwezigheid gebruiken de eerste twee hun talenten en verdubbelen ze. De derde besluit uit angst zijn talent te begraven.
In welke van de drie herken je jezelf als persoon met een beperking? Iedereen heeft talenten, maar kent of gebruikt ze niet allemaal optimaal. “Mijn beperking”, is het dat ene talent dat je het liefst begraaft of gebruik je het om je batterijen op te laden? Ik kies voor dat laatste. Ik ga af en toe getuigen over hoe ik omga met mijn beperking en geef tips over welke “redelijke aanpassingen” daarbij kunnen helpen. Ik heb een diagnose autisme en een niet aangeboren hersenletsel door een hersenbloeding. Soms is het niet duidelijk wat de oorzaak van het probleem is. Dit is het geval voor de zintuiglijke overprikkeling of onder-prikkeling. Het is één van de kenmerken van autisme als ook van een niet aangeboren hersenletsel. Ik heb geen temperatuurgevoel. Daarom is het moeilijk voor mij wanneer ik moet wisselen tussen zomer- en winterkleding. Voor mijn autismediagnose was het de grootste ramp. Nu wissel ik mijn kledij bij het begin van de lente en de herfst. Ook kan ik door mijn hersenbloeding moeilijker stappen. Dankzij een orthese lukt het om wandelingen van langer dan één uur te maken.
De vooroordelen, met als gemakkelijkste uitspraak : “Met je handicap/beperking zal het je niet lukken …”, helpen ook niet om ze te ontwikkelen. Met de uitspraak “Je kán het niet doen” legt de omgeving de focus op het negatieve en houdt de omgeving geen rekening met de sterktes van de persoon. Met “redelijke” aanpassingen van de omgeving moet het lukken. Maar wat zijn “redelijke” aanpassingen? Wel, deze zorgen ervoor dat mensen met een handicap op gelijke voet kunnen werken, naar school gaan, sporten, toegang hebben tot informatie… als iedereen. Het is vaak het juiste evenwicht vinden tussen positieve en negatieve ervaringen. De redelijkheid moet langs twee kanten komen. Mensen zien “anders zijn” of “een probleem” vaak als een “zwart/wit”-situatie. Dat er een “vijftig tinten grijs” bestaat, verliezen ze vaak uit het hoofd. De media kunnen helpen om die “vijftig tinten grijs” te (h)erkennen. Om inclusie te bevorderen, moet je de vooroordelen “durven” wegdenken.
Politiek, politiek. Ik ben er niet, ik ken ze niet. Ik kijk niet en ik zeg niets (Bram Vermeulen). Dat is hoe burgers met een beperking denken over de politici. “Niets over ons zonder ons” en “Als het in mijn belang is, vertel ik het.” zijn uitspraken van burgers met een handicap die willen gehoord worden. Het zijn ervaringsdeskundigen die inspraak willen hebben. Dit kan o.a. via een adviesraad. Een adviesraad is een enorm sterk orgaan dat niet enkel de inspraak van de burger kan bevorderen, maar eveneens een wisselwerking van informatie betekent. Er kan geen beleid uitgewerkt worden zonder dat de mensen die met dit beleid moeten leven direct betrokken worden bij het uitwerken ervan.
Dit pleidooi werd opgemaakt door Dominiek Heyvaert, ambassadeur voor inclusie. |